Areaal
Komt voor in grote delen van Zuid- en Midden- Europa maar ontbreekt er in de berggebieden. In Noord-Europa is Aeshna isoceles zeldzamer en komt er voor tot het uiterste zuiden van Zweden; ze is nagenoeg afwezig in Groot-Brittannië en Ierland. De soort is ook bekend uit het uiterste noorden van Noord-Afrika. Ze komt eveneens voor in het Midden-Oosten en verder oostwaarts tot Centraal-Azië.
Waarnemingen
copula
@Brigitte Van Passel
Verspreiding in België (2006)
Uiterst zeldzaam. Populaties zijn beperkt tot het uiterste noorden van de provincie Limburg (Stamprooierbroek, Urlobroek en de Luisen te Bree- Kinrooi, vennetjes te Hamont, Lozerheide en Smeetshof te Bocholt en Aan de Fabriek te Kaulille) en tot het vennengebied van Turnhout en Ravels. Daarbuiten zijn er nog enkele gegevens uit de Damvallei bij Gent, uit Klein-Brabant, het vijvergebied van Midden-Limburg, de Zuiderkempen (Zelem bij Diest) en — als enige Waalse vindplaats — de Laanvallei te Rosières. In 2003 werd er een kleine populatie ontdekt in de vallei van Laclaireau (Buzenol-Lorraine). Met uitzondering van Noord- Limburg en Turnhout-Ravels werd A. isoceles op al die plaatsen slechts enkele keren waargenomen, meestal zelfs maar 1 exemplaar! Gezien A. isoceles doorgaans in lage aantallen aanwezig is, zullen op enkele vindplaatsen wellicht nog (zeer) kleine populaties aanwezig zijn. In Wallonië werd de Vroege glazenmaker niet meer waargenomen vanaf 1994, waardoor er vermoed werd dat de soort daar was uitgestorven, tot er echter in 2003 een nieuwe populatie werd ontdekt.
Evolutie van de verspreiding
Was vroeger bekend uit grote delen van de Scheldevallei tussen Gent en Antwerpen, van verschillende plaatsen in de Kempen (vaak beekvalleien) en uit de Wellemeersen in de Dendervallei. Uit de Brusselse omgeving en de regio Luik verdween A. isoceles al vóór 1950. In de 19de eeuw beschouwt Selys ze als lokaal en weinig verspreid voorkomend. Uit de moerassen van Harchies-Hensies (vallei van de Haine) dateren de laatste waarnemingen uit de jaren ’80. De status van de soort is er onduidelijk, maar het is mogelijk dat er daar nog steeds een kleine populatie aanwezig is. Recent werd een populatie ontdekt in de Lorraine. Vermoedelijk werd dat gebied gekoloniseerd door dieren uit het nabijgelegen Frankrijk.
Habitat
De biotoop van de Vroege glazenmaker bestaat uit mesotrofe en eutrofe laagveengebieden, oude rivierarmen en plassen waar verlandingsvegetaties optreden. In de Kempen komt ze ook voor in matig voedselrijke vennen die niet verzuurd zijn en die gekenmerkt worden door kwel. Al deze biotopen hebben tevens een goed ontwikkelde oevervegetatie waarin vaak lisdodde (Typha) en Riet (Phragmites australis) voorkomen. De larven leven tussen de wortels en ondergedoken waterplanten in de oeverzone. De aantallen van A. isoceles kunnen van jaar tot jaar sterk schommelen en zijn het hoogst gedurende warme voorzomers. De soort vertoont een duidelijke voorkeur voor habitats die zonnig gelegen zijn en bijgevolg snel kunnen opwarmen.
Fenologie
Uit het geringe aantal waarnemingen van de Vroege glazenmaker blijkt dat de vliegperiode zich situeert tussen de tweede decade van mei en eind juli. De hoofdvliegperiode gaat van half mei tot half juni. Uiterste data zijn 15 mei en 26 juli.
Literatuur
De Knijf & Demolder (2003).