Areaal
Het areaal van Libellula fulva beperkt zich hoofdzakelijk tot Europa, ten noorden van de Alpen. Het omvat ook Zuid-Frankrijk, Noord-Italië en het noorden van de Balkan. Behalve op Corsica en Sardinië ontbreekt ze op de eilanden in de Middellandse Zee. Uit het Iberisch Schiereiland zijn er enkele vindplaatsen bekend. De noordgrens van haar verspreiding gaat van Zuid-Engeland over het uiterste zuiden van Scandinavië. De soort komt voor tot in Turkije.
Waarnemingen
copula
@Erik Moonen
Verspreiding in België (2006)
Zeer zeldzaam. De grootste populaties van L. fulva vinden we enerzijds in de ruime regio van Klein-Brabant (Wintam, Walenhoek te Niel, Fort van Walem) en de Scheldevallei te Kruibeke-Bazel-Rupelmonde; en anderzijds in Noordoost-Limburg met de verschillende wateringen (Lommel-Kolonie, Neeroeteren) en enkele aangrenzende natuurgebieden als het Hageven te Neerpelt, Bergerven en Zanderbeek te Neeroeteren en het complex van Stamprooierbroek en de Luisen te Bree-Kinrooi. Vermoedelijk is er binnen beide regio’s uitwisseling van individuen en is er telkens sprake van één grote metapopulatie. Ook op het oude kanaal Brussel-Charleroi te Seneffe-Ronquières komt er nog een middelgrote populatie voor. Buiten deze drie regio's zijn er nog enkele, eerder kleine populaties bekend van het Anti-tankkanaal ten noorden van Antwerpen (Brasschaat-Kapellen-Brecht), te Ben-Ahin in de Maasvallei en uit de vallei van Laclaireau (Lorraine). Enkele waarnemingen zijn afkomstig van de moerassen van Harchies-Hensies, de Semois te Bouillon en uit de Laanvallei te La Hulpe, maar het is twijfelachtig of daar populaties aanwezig zijn.
Evolutie van de verspreiding
In de periode vóór 1950 was de Bruine korenbout bekend van verschillende plaatsen verspreid over een groot deel van Vlaanderen, uit de Leemstreek en uit de omgeving van Luik in Wallonië. In die periode kwam ze vrij algemeen en talrijk voor in de Scheldevallei tussen Gent en Antwerpen en in de Dendervallei bij Lessen. In de periode 1950-1980 waren er verschillende populaties bekend uit de Voorkempen en delen van de Limburgse Kempen. Recent werd ze op veel van die plaatsen, ondanks soms intensief speurwerk, niet teruggevonden. In de Lorraine echter zijn er sterke aanwijzingen dat het een recente kolonisatie betreft door dieren uit het aangrenzende noordoosten van Frankrijk.
vrouwtje
@Erik Moonen
Habitat
L. fulva komt zowel aan stilstaande plassen als aan stromend water voor. In de regio Klein-Brabant en de Scheldepolders is ze vooral te vinden aan oude rivierarmen en kreken van de Schelde en de Rupel. Ook bevolkt ze er enkele kleigroeven. Deze laatste is ook de biotoop van de vindplaats te Ben-Ahin. Opvallend is dat de soort in bovenstaande gebieden habitats met vis lijkt te prefereren. In Noordoost-Limburg en langs het kanaal Brussel-Charleroi komt ze aan min of meer langzaam stromend water voor zoals bv. de wateringen. De aanwezigheid van een goede oevervegetatie, waaronder Riet (Phragmites australis), blijkt zowel aan stilstaand als aan stromend water van belang te zijn. In de Lorraine bestaat de biotoop zowel uit een matig snelstromende heldere beek als uit enkele visvijvers, beide in een sterk beboste vallei gelegen.
Fenologie
De hoofdvliegperiode van de Bruine korenbout situeert zich tussen half mei en begin juli, uitzonderlijk tot begin augustus, met een piek in juni. Uiterste data zijn 3 mei en 7 augustus.
Literatuur
Titeux & Goffart (1994), Stoks (2000), De Knijf & Demolder (2000), Stoks & De Knijf (2000), Van Elegem & De Knijf (2003).