Areaal
Onychogomphus forcipatus wordt aangetroffen in het grootste deel van Europa, uitgenomen op de Britse eilanden, het grootste deel van de Noordeuropese vlakte (van Nederland tot Polen, via Duitsland en Denemarken) en in het noorden van Scandinavië. In het zuiden van Frankrijk, het Iberisch Schiereiland en Italië (uitgezonderd in Zuid-Italië en Sicilië) komt een andere ondersoort voor (O. f. unguiculatus). Deze ondersoort vliegt ook in Noord- Afrika. In het oosten strekt het verspreidingsgebied van deze Gomphide (ondersoort albotibialis) zich uit van de Griekse eilanden over Turkije en de Kaukasus tot Centraal-Azië en (nominaatondersoort) over Oost-Europa tot West-Siberië.
Waarnemingen
mannetje
@Henk Wallays
Verspreiding in België (2006)
Zeldzaam. De Kleine tanglibel komt verspreid voor in het zuidoosten van België, in het stroomgebied van de Maas en de Moezel. Ze is er vooral te vinden langs de belangrijkste rivieren in en nabij het Ardens massief: Ourthe, Lesse, Semois, Viroin, Sure en enkele van hun bijriviertjes. Waarschijnlijk zijn er langs de Maas nabij Dinant enkele kleine populaties aanwezig. Sinds 2001 werd de Kleine tanglibel sinds lang weer waargenomen langs de Grensmaas (Limburg) waar ze zich ook voortplant.
Evolutie van de verspreiding
De schaarse oude gegevens (vóór 1980) tonen aan dat de Kleine tanglibel toen een verspreiding had die redelijk overeenkomt met de huidige, namelijk beperkt tot de zuidoostelijke helft van België. De waarnemingen van vóór 1950 uit Haspengouw (Longchamps-sur-Geer), Oost-Limburg (Genk, Dilsen-Stokkem, Vliermaal en omgeving Bilzen- Veldwezelt), het land van Herve, de Luikse Ardennen (ook tussen 1950 en 1980) en langs de middenloop van de Maas, doen echter vermoeden dat - ook rekening houdend met de bewering van Selys uit de 19de eeuw, die de soort beschouwde als "algemeen in de beboste hellingen van de provincie Luik, Namen en Luxemburg” - dat de Kleine tanglibel toen wel meer verspreid en algemener was dan nu. De afwezigheid van waarnemingen in het oosten van de provincie Luik (Ardennen) na 1980 kan echter gedeeltelijk te wijten zijn aan onvoldoende recente prospecties in de geschikte habitat van de Kleine tanglibel in die streek.
Habitat
O. forcipatus komt voor aan middelgrote tot grote waterlopen met grind- of zandige bodem. Ze is zeldzaam aan beken. De voorkeur wordt gegeven aan rivieren met een natuurlijk aspect, met afwisseling van snelstromende en kalmere zones en grindstranden. Op deze strandjes zitten de mannetjes. Volwassen dieren worden dikwijls verder van het water af waargenomen, zoals op zonnige boswegen
Fenologie
De Kleine tanglibel vliegt van begin juni tot begin september, maar vooral van half juni tot begin augustus. Uiterste data zijn 5 juni en 10 september.
Literatuur
Goffart (2000a).