Natuurpunt Werkgroep

Activiteiten

Libellen in België

Publicaties

Over ons

Kanaaljuffer - Erythromma lindenii

Areaal

Het areaal van Erythromma lindenii omvat het gehele Middellandse-Zeegebied, met inbegrip van Noord- Afrika en reikt oostwaarts tot het Midden-Oosten (Iran), waar er een andere ondersoort voorkomt. Is de laatste tientallen jaren aan een opmerkelijke uitbreiding in noordelijke en oostelijke richting (over de Donau) begonnen en komt nu voor tot in Nederland, Noord- Duitsland en Polen. Ontbreekt echter nog steeds in Groot-Brittannië.

 

Waarnemingen

 

Kanaaljuffer

mannetje
@Brigitte Van Passel

 

Verspreiding in België (2006)

Vrij algemeen. Komt vooral voor in het westelijk deel van België, maar mijdt grote delen van de provincie West-Vlaanderen. De verspreiding is vooral geconcentreerd in de riviervalleien van Schelde, Leie, Dender, Rupel en Dijle. Plaatselijk is de soort er zeer algemeen en kan soms met duizenden exemplaren worden waargenomen (o.a. Dendervallei). Ook is de Kanaaljuffer aanwezig in de valleien van de Semois, Maas en Ourthe. Elders zijn er verschillende kleinere populaties bekend zoals uit de Antwerpse Kempen, het Hageland, de Limburgse Maasvallei, de omgeving van Brugge, de vallei van de Haine, de omgeving van Nijvel en de Lorraine. E. lindenii komt in zijn verspreiding vrij goed overeen met E. viridulum. Vermoedelijk komt de Kanaaljuffer algemener voor dan het huidig verspreidingsbeeld weergeeft en werd ze niet steeds opgemerkt daar men gericht op zoek moet gaan met behulp van een verrekijker. 

 

Evolutie van de verspreiding

De eerste waarnemingen van E. lindenii in België dateren reeds uit de 19de eeuw, toen ze volgens Selys “lokaal en weinig verspreid” voorkwam. Tot ongeveer 1980 blijft E. lindenii zeldzaam en is ze slechts van een beperkt aantal vindplaatsen bekend. Sinds begin jaren ’80 wordt ze in grotere aantallen waargenomen in de Damvallei bij Gent. Sinds de tweede helft van de jaren ’80, maar vooral sinds de jaren ’90 werden er verschillende nieuwe populaties gevonden. Aanvankelijk vooral in de omgeving van Gent, maar nadien ook in de Dendervallei, Klein-Brabant, het Mechelse Dijleland, de Kempen en ten slotte in enkele valleien in Wallonië. E. lindenii is de laatste jaren vooral in Vlaanderen vrij algemeen en talrijk geworden. Op verschillende van die plaatsen kwam ze voordien niet voor. Kolonisatie lijkt dus in het westen begonnen te zijn (via de Scheldevallei?), waarna de soort via de zijrivieren is gaan uitzwerven over een groot deel van Vlaanderen. In Wallonië lijkt dit fenomeen pas recenter op gang te zijn gekomen, enerzijds via de Lorraine en de Semois en anderzijds via de Maasvallei. Dit wijst er op dat E. lindenii zich noordwaarts heeft verspreid via de riviervalleien (maar ook via kanalen) waarbij de hogere en kouder gelegen Ardennen, ongunstig voor zuidelijke soorten, gemeden wordt.

 

Habitat

De optimale biotoop voor deze zuidelijke soort in België blijken vooral oude rivierarmen en eerder grote waterpartijen te zijn. In dit laatste geval gaat het vaak om ontginningsplassen en nieuw gecreëerde plassen. Ook langzaam stromende beken en rivieren vormen een geschikt voortplantingsbiotoop. In de oeverzone van de plassen vinden we een goed ontwikkelde waterplantenvegetatie zoals vederkruid (Myriophyllum), hoornblad (Ceratophyllum), waterpest (Elodea), Veenwortel (Polygonum amphibium) en fonteinkruiden (Potamogeton). Vermoedelijk treedt er grondwaterstroming op in de plassen waardoor het water zuurstofrijk en vrij helder is. Op de langzaam stromende rivieren, bv. Dender, en kanalen in Henegouwen komt er extra zuurstof in het water door de aanwezigheid van sluizen. De biotoop is zonnig gelegen en kan zodoende snel opwarmen.

 

Fenologie

De vliegperiode van de Kanaaljuffer vangt aan begin juni en duurt gewoonlijk tot begin september. De hoofdvliegperiode gaat van half juni tot en met half augustus met een piek in de eerste decade van augustus. Uiterste data zijn 22 mei en 30 september.

 

Literatuur

Goffart (1994c), De Knijf (1995a), De Knijf et al. (1996), Weekers & Dumont (2004).