Areaal
Hemianax ephippiger wordt in Europa voornamelijk als trekker waargenomen, met verschillende gegevens uit Zuid- en Midden-Europa. Naar het noorden toe zijn er veel minder gegevens (allen zwervers) met waarnemingen uit de meeste Europese landen, tot zelfs in IJsland (meerdere malen) waar het de enige waargenomen libellensoort is. In de Franse Camargue, in Zuid-Spanje, Italië en in Griekenland komen er waarschijnlijk populaties voor. Occasionele voortplanting werd waargenomen in verschillende, vooral Centraal Europese landen (Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Hongarije, Polen) tot zelfs in Denemarken. In 1989 kon op sommige plaatsen in Centraal-Frankrijk en Zwitserland een tweede generatie uitsluipen, afkomstig uit eitjes van vroeger datzelfde jaar uit Afrika aangekomen zwervers. De Zadellibel komt voor in de droge delen van Afrika, het Midden-Oosten, Zuidwest-Azië tot Pakistan en Indië.
Waarnemingen
mannetje
@Erwin Collaerts
Verspreiding in België (2006)
Uiterst zeldzaam. Recent (1998) is er één waarneming van een adult mannetje aan de Reivennen te Geel (prov. Antwerpen). Er zijn nog geen zekere waarnemingen in Wallonië, enkel een onbevestigde, mogelijke waarneming te Harchies-Hensies (Henegouwen) in 2001.
Evolutie van de verspreiding
Van H. ephippiger zijn slechts 2 oude waarnemingen bekend uit België, namelijk van een wijfje te Brussel in 1874 en van een adult exemplaar te Genk in 1958.
vrouwtje
@Steven Van den Bussche
Habitat
De weinige gegevens uit België laten een specificatie van de habitat niet toe. In Afrika verkiest de soort savannegebieden tot semi-aride en zelfs aride gebieden waar ze o.a. voorkomt in riviervalleien, kleine meren en tijdelijke plassen. Deze treklibel kan langeafstandsvluchten maken en verlaat hiermee af en toe Afrika, doorgaans na erg succesrijke voortplantingsjaren en geholpen door gunstige winden. De soort vliegt ook frequent 's nachts en wordt dan vaak door het licht aangetrokken.
Fenologie
De waarnemingen in België hadden plaats begin juli (1874), begin augustus (1958) en begin mei (1998). Er zouden in Europa drie periodes met verhoogde waarnemingsprobaliteit voor deze soort zijn: december- februari (rechtstreekse vluchten uit Atlantisch- Afrika), april-mei (trekkers via de Middellandse Zee) en augustus (tweede generatie van geïmmigreerde exemplaren). De waarneming in 1998 komt duidelijk overeen met de tweede periode, de andere zouden eventueel van een tweede generatie komen.
Literatuur
Dumont (1994), Dumont & Desmet (1990), Maibach et al. (1989), Lopau & Wendler (1995).