Areaal
Anax parthenope is vooral verspreid in Zuid-Europa, van het Iberisch Schiereiland over Midden-Frankrijk oostwaarts tot de Zwarte Zee. In de landen rond de Middellandse Zee is het een talrijke soort, maar meer naar het noorden toe wordt ze vrij zeldzaam. De Zuidelijke keizerlibel komt buiten Europa oostelijk voor over het Midden-Oosten tot Pakistan, en verder in een groot deel van Afrika.
Waarnemingen
mannetje
@Robby Stoks
Verspreiding in België (2006)
Zeer zeldzaam. In de jaren negentig werd deze zuidelijke soort op 14 verschillende lokaliteiten waargenomen, waarvan 8 in Wallonië en 6 in Vlaanderen (in totaal 34 waarnemingen). Met uitzondering van 2 wijfjes hebben alle gegevens betrekking op mannetjes. Vanaf 1994 wordt de soort elk jaar uit één of twee plaatsen in Wallonië gemeld. Bijna alle waarnemingen zijn er afkomstig uit Henegouwen (moerassen van Harchies-Hensies), tussen Samber en Maas (vijvers van Roly en Virelles) en uit de Lorraine (Latour). In 1999 was er een kleine invasie met 12 waarnemingen in 2 gebieden in de Lorraine (Latour, Etalle) en 4 gebieden in het westen van Vlaanderen (Gavers te Harelbeke, Molsbroek te Lokeren, Oude Schelde te Elsegem en een recente plas te Ename-Oudenaarde). Alle gegevens betroffen toen mannelijke exemplaren (max. 3) met uitzonderlijk in Latour een mannetje en een wijfje. Ook in enkele andere Europese landen was er in 1999 een duidelijke invasie van de soort. In 2000 waren er 11 waarnemingen in de drie traditionele gebieden in Wallonië en te Malmédy en Stockem, en in 2 Vlaamse gebieden: Niel (2 maal 3 ex.) en Kluizen bij Gent (1 ex). In Virelles werd er bovendien in 2000 voor de eerste keer ei-afleg waargenomen en werd dit opnieuw genoteerd in 2002. In 2002 en 2003 werd de Zuidelijke keizerlibel waargenomen in Harelbeke (de Gavers), Erpe-Mere (Honegem) en Turnhout (Zwart water).
Evolutie van de verspreiding
De soort werd in de 19de eeuw al eens waargenomen in het Brusselse (1884). Sindsdien waren er geen gegevens meer bekend tot het einde van de twintigste eeuw. In de jaren '80 werd deze zuidelijke invasiesoort in drie jaren op 9 verschillende lokaliteiten waargenomen, in totaal 10 waarnemingen van telkens 1 mannetje. In 1983 waren er 4 waarnemingen respectievelijk in Roly, Gérompont, La Hulpe en Zemst, en in 1984 eveneens 4 (Longchamps, Noville, Roly en Kasterlee). In 1989 ten slotte werden er 2 ex. waargenomen (Virelles en Les Bulles).
Habitat
In principe kunnen zwervende dieren in elk biotoop aangetroffen worden, maar de meeste recente waarnemingen bij ons zijn aan grote (> 10 ha) tot middelgrote stilstaande plassen (slechts enkele aan kleinere wateren), omgeven door een hoogopgaande vegetatie van o.a. Riet (Phragmites australis), wilg (Salix) en Zwarte els (Alnus glutinosa) In de onmiddellijke omgeving is steeds beschutting in de vorm van bos of struikgewas aanwezig. Het wateroppervlak bevat beschutte en zonnige delen.
Fenologie
De waarnemingen gaan van half mei tot en met half augustus. Een eerste piek situeert zich in de eerste en tweede decade van juni en een tweede piek eind juli. Dit kan wijzen op 2 verschillende invasieperiodes de laatste jaren. Uiterste data in België zijn 16 mei en 20 augustus.
Literatuur
Goffart (1984), Lerner (1984), Michiels (1984), De Knijf (1999), Kurstjens (2001), Parr et al. (2004).